Achterwaards
We voeren met de Kift in de voorzomer op het drukste bevaren punt van Nederland. Dordrecht, oude stad aan het water, waar alle handel met de achterlanden nog steeds langs trekt. Al weken daarvoor had ik geregeld dat we aan het watertje ‘het Wantij’ konden afmeren net voor het nieuwe Bibelot waar de Kift dan in de avond zou optreden. Toen we van de verkeerspost hoorde dat alles vrij was voeren we vol gas de kruising over vanaf de Noord om eerst aan onze eigen kant te komen om dan het Wantij over stuurboord in te draaien.
Totdat verkeerspost Dordt ons opriep en vroeg wat onze intenties waren: we legde uit dat we het Wantij op wilde varen om daar een plekje voor de nacht te zoeken. Het antwoord was een in onze oren zeer vreemd verhaal: dit kon niet omdat er een brug lag over het Wantij en die was niet open. We raadpleegde in alle haast de Almanak, vaarweg informatie en zelfs google maps en riepen op dat dit moest rusten op een misverstand: er was geen brug daar. Dordt antwoorde: ‘jawel schipper, sinds gisteren ligt die brug daar en hij is in testfase, kan niet open’. We waren ondertussen al aan het hoofd van Dordt geraakt en de Kift stond hard te spelen voor de toevallige voorbijgangers en terrasbezoekers.
Wat te doen? We besloten naar de Wolwevershaven te gaan maar omdat daar het bruggetje pas om negen uur zou draaien de volgende dag moesten we maar buitenop, in het geklotst van de voorbij varende binnenvaarders gaan liggen. De volgende ochtend moesten we de spoorbrug van zes uur en dus zat er niks anders op. Het schip omdraaien ging niet omdat de negenkoppige band opgezet was naar de stad toe en als we zouden draaien ze voor een lege kruising van rivieren zouden spelen. We besloten om achteruit de Wolwevershaven in te varen zodat de band kon doorspelen naar Dordrecht toe. En zo manoeuvreerde we langzaam achteruit en legde de Vrijbuiter voor de brug.
Onze reddende lokale vriend Yvo kwam met zijn A-team bus om de spullen naar Bibelot te brengen en wij dronken met de bemanning een aanleggertje terwijl het schip meer bewoog als ze de laatste dagen varend had gedaan. Wat later struinden we de stad in, Dordt is nu eenmaal een boekenstad en we gingen boekwinkel in en uit. Jan Joris kwam erachter dat er een biografie van Nescio uitgekomen was en kocht die. Ik had deze al bijna uit en hoewel ik er niet echt vrolijk van werd (hoe kon zo’n rechtlijnige en depressieve man zulke mooie verhalen op papier zetten?) raadde ik hem toch aan al was het maar omdat we de teksten van Titaantjes en de Uitvreter toen we samen nog op school zaten zo vaak hadden geciteerd. We moesten nu als stakkerig wijze mannen toch weten hoe die teksten waren ontstaan?
We raakte in gesprek met de boekverkoper en het ging al snel over Paustovski en hij kwam met Babel. Dat deze schrijver in dezelfde tijd als Paustovski had geleefd in Odessa en ook over het dagelijks leven schreef. Hij liet me een stukje lezen en voegde er aan toe: het is niet vrolijk, je moet het een beetje afwisselen met Nescio zijn biografie. En toen had ik moeten weten: die biografie is ook niet al te vrolijk, wat moet dit dan niet zijn? Waar Paustovski zelfs als hij in de loopgraven zit kan schrijven over hoe de zon op een vogeltje schijnt als deze overkomt schrijft Babel over de oorlog, de revolutie en het dagelijks leven in Rusland in die tijd als een grote sinistere, walgelijke orgie. Zijn verhalen lopen allemaal slecht af, doden vallen bij bosjes alsof het niks is en plunderingen, verkrachtingen en vechtpartijen zijn er net zo’n orde van de dag als de eeuwige modder en honger. Maar dat wist ik toen nog allemaal niet.
Naast de boekwinkel was een pizzeria en omdat we bijna thuis waren besloot ik mijn bemanning te trakteren op pizza en drank. Een typische familie pizzeria waar het hele Italiaanse gezin in mee werkt. De boeken werden op de hoek van de tafel gelegd en we moeten er aardig verwaaid uitgezien hebben. Toen de familie vader naar buiten kwam om te vragen wat we moesten drinken zei hij: ‘Maareh wat zijne jullie heh? Intellectuelen of zo?’ We kwamen niet meer bij en vertelde dat we slechts varensgasten waren. Vriendschappen werden gesloten en de drank vloeide rijkelijk.
Aan de overkant van de straat werd een café leeggehaald, zij hadden de corona crisis niet gehaald. Het inboedel werd op karretjes geladen en ik vroeg of ze de trekzak die aan de muur hing verkochten. Voor een kleine prijs kocht ik hem voor de Kift, die hem daarna weer lieten liggen in het Bibelot. Zo laten we een spoor van verhalen achter overal waar we komen.
Nu lees ik Babel, heb eindelijk tijd gevonden om de dikke boeken die ik her en der in de havensteden kocht te lezen. De zon schijnt op het balkon en met wollen truien aan is het goed te doen buiten. Kleine vogeltjes vliegen over, soms een auto in het dal onder ons. Straaljagers vliegen aan het eind van de middag rondjes boven de bergketens. Een dreigend geluid maar we zien ze niet. Waar leg je de nadruk? Ik denk dat ik toch Paustovski kies…